Wednesday, October 28, 2009

Op zoek naar het zwarte goud.

Vanuit Debaltsowa heb ik voor een laatste maal mijn rug over mijn stuur gekromd op zoek naar het zwarte goud te Liscizcank.
Ergens halverwege vond ik er de nacht te Artemick, waar ik mij in het clubhuis van de jagers nabij de terillen, er zijn er tientallen in de streek, kon te slapen leggen. Gelukkig hadden de jagers mij genoeg verdoofd met de plaatselijke Artmickse Snaps om althans het eerste deel van de nacht van de muggen en ander jeukend ongedierte weinig te merken. Vroeg in de ochtend vervolgde ik mijn zwarte zoektocht.
Te Lisciczanck vergezelde Anatoly mij op museumbezoeken en rondritten met zijn auto in het teken van de mijnen. Je kon er hier met nog 4 werkende mijnen moeilijk naastkijken. Sinds hier in 1793 de eerste steenkool werd ontgonnen groeide het plaatsje gestaag uit tot een stad. Dit trok in de volgende eeuwen ook andere zware industrieen aan zoals Metaal en chemie. Vanop een veilige afstand wordt deze bloeiende economie in beeld gebracht op pamfletten en kalenders van de stad. De produktie van steenkool kende zijn grootste bloei in 1971 maar is vandaag flink teruggeschroefd tot enkele luttele ton. Ook al zijn de mijnen nu allemaal private ondernemingen, binnen deze stiel van mijnwerkers, waar ze fier op zijn, is een groot samenhorigheidsgevoel, het 'communistische' karakter is nog steeds merkbaar. In de grote zaal van het administratief mijnwerkersgebouw hangt nog steeds een rode vlag en het postuur van Lenin. In de grote kleedruimte hangen de mijnwerkerskostuums aan haken tegen het plafond,als levende museumobjecten dicht bijeen. Sigaretten worden hier zelden met lucifers of aanstekers ontstoken, je krijgt de gloeiende kogel van je collega, het altijd brandende vuur van de mijnders.

Een wazig digitaal beeldje dat mijn films van de mijnwerkers redde...


Terillen te Lisciczanck (olie op hout)


Museumbezoek met Anatoly te Lisciczanck


Het clubhuis van de jagers te Artemick

No comments:

Post a Comment